De Hofnar

Ik weet niet zo goed wat me vandaag overkomt. Ik ben vanmorgen door een hofdame aangekleed in een zwart glitterpakje met allemaal rood-wit-blauwe strikjes op mijn schouders. Ze kamde ook nog krullen in mijn haar. En toen schrok ik me toch echt een hoedje. Ze deed mij een soortement van zijden goudgeel kroontje op.

Het is nu eenmaal zo: je komt er niet van los. Van het Hofkwartier bedoel ik. Ik was nog maar een half jaartje weg, Hare Majesteit achterna naar wat je zou kunnen noemen een Koninklijke Wachtkamer. Ik mag de plaats niet noemen en dat hoeft ook niet, maar de Oude Molstraat was voor mij onzichtbaar ver weg.

Wat ik het meest zal missen, vroeg de koningin mij toen zij haar koffers liet pakken en ik haar nog een keertje vergezelde door de hoge lege kamers van haar werkpaleis aan het Noordeinde.

Zij heeft mij erbuiten gehouden en dat is begrijpelijk. Toen ik van haar toespraak vernam, schrok ik me ook een hofhoedje. Dus zat ik maandagavond 28 januari om zeven uur bijna op van de spanning voor de televisie. Samen met een keukenprins van het paleis, vrolijke Frans, die hier eerste hulp is voor de werklunches en niet alleen de foefjes maar ook de toefjes kent.

Terwijl majesteit aan haar kersttoespraak schrijft, ben ik niet in haar buurt. Dat zal iedereen begrijpen. Ze heeft rust en stilte nodig. Zij is er altijd geconcentreerd mee bezig. Zij schudt het niet zomaar uit haar koninklijke mouw. Ze wikt en weegt haar woorden om een balans te vinden tussen hoofd en hart, tussen verstand en gevoel,tussen betekenis en warmte.

Voor mij zijn het hoogtijdagen. De dagen waarin we afscheid nemen van de zomer en de herfst naar binnen laten. September is hier binnen de muren van het paleis een feestmaand.

Ik heb er als hofnar natuurlijk niet veel tijd voor, maar af en toe geef ik me er gewoon aan over: dagdromen. Tussen de bedrijven door zal ik maar zeggen. In een vergeten hoekje van haar agenda. Die dagdromen zijn niet alleen voor mijzelf, al kan ik een behoorlijk endje weg fantaseren over reizen bijvoorbeeld waar ik nooit aan toe zal komen. Ik dagdroom ook wel eens voor haar.

Af en toe, vroeg in de morgen, glip ik op mijn pantoffelsokken naar buiten om wakker te worden en even mezelf te zijn in de Paleistuin. Met mijn grasmatje onder mijn arm wandel ik dan naar mijn eigen plek. Ik hou van die morgens, als het hek nog maar net open is en ik er zo goed als alleen ben. Op een enkele wandelaar na, die nog half dromend zijn hond uitlaat en geen oog voor me heeft.

We hebben ook op het Noordeinde een mooie nazomer gehad. Majesteit zit wel eens met een oranje plaid over haar schoot op haar verscholen terras van haar paleis en geniet van het strijklicht van de namiddagzon op haar koninklijke wangen.

U weet het niet, maar ik wel, want ik verkeer in beide kringen en moet het vlak voor Prinsjesdag maar eens kwijt: het Hofkwartier heeft twee koninginnen.

Abonneren op De Hofnar