het Hofkwartier nr 2 winter 2011 > Twee bolletjes voor hare majesteit

Twee bolletjes voor hare majesteit

Column

Twee bolletjes voor hare majesteit

We hebben ook op het Noordeinde een mooie nazomer gehad. Majesteit zit wel eens met een oranje plaid over haar schoot op haar verscholen terras van haar paleis en geniet van het strijklicht van de namiddagzon op haar koninklijke wangen. Zij ziet dan tussen de oude bomen in haar achtertuin de spelende kinderen en de wandelaars en de enkele jonge muzikant die omringd door vrienden in het gras zit en zachtjes liedjes zingt.

Niemand ziet haar en niemand weet dus hoe ze in haar kopje thee voorzichtig een koekje doopt, heel even, en het dan met een kleine glunder opeet. Zij deed dat al als kind en kan het sindsdien niet laten. Behalve als ze aanzit aan een High Tea. Dan beheerst zij zich. En ik weet het als oude hofnar: zich ­beheersen kan majesteit als geen ander.

Ik kom op haar middagverpozing, omdat zij eind oktober niet van haar stoute zomergewoonte - ja, zo noemt ze dat! - afweek en mij om een ijsje vroeg. Van Florencia. Ik doe de kleine koude boodschap een keer per week. Op maandag, want dan zijn er geen galadiners.

Dat komt goed uit, want er is ook een andere reden waarom ik - helemaal incognito - op maandag naar Florencia wegsniek. Meestal rond drie uur, omdat mijn broer daar dan zit op het muurtje tussen de duiven en andere aardige vogels. Die met net zo’n mopsneus als ik, is Johan. Hij moet doen alsof ik een verdwaalde Haagse mijnheer ben, die wegens een chronische verkoudheid een wollen muts tot over zijn oren draagt en een zonnebril als die van wijlen prins Bernhard. Want we mogen elkaar niet kennen.

Johan is de zwervende tak in mijn familie en kijkt ook naar mij uit omdat ik hem altijd trakteer op drie broodjes ei met mayo. Veel zegt hij niet, maar in de glinster van zijn ogen herken ik altijd mijn moeder. Hij is gelukkig met niets. Of bijna niets. Hij heeft ergens een opvangbed, af en toe nieuwe oude schoenen en geniet net als de koningin van het herfstzonnetje. En zijn broodjes ei natuurlijk.

Hij smakt ze naar binnen, voordat de aanvliegende duiven een kruimel te pakken hebben. En altijd is het daarna dankjewel. En fluistert hij: ‘Hoe gaat het met majesteit? Kan zij het nog wel aan? En heb je het een beetje naar je zin, als hofnar. Valt er nog wat te lachen? Ik zou niet met je willen ruilen, broertje’.

Met de mayo nog in zijn pluizige baard geeft hij me vliegensvlug - dus bijna ongezien - een onhandige knuffel. Vaste prik. Dag jongen, fluistert hij zachtjes. En dan haal ik binnen een ijssie en een ijsje. Twee bolletjes op een hoorntje, maakt niet uit wat, voor Johan.

En twee voor mij. Vanille en aardbeien. In een bekertje graag. Het is altijd hetzelfde. Vanille en aardbeien. Sinds haar zesde. Twee bolletjes voor hare majesteit. 

De vaste vogels van Florencia snappen nooit waarom die rare snuiter altijd op een drafje met zijn ijsco de benen neemt.