Op mijn grasmatje in de Paleistuin
Af en toe, vroeg in de morgen, glip ik op mijn pantoffelsokken naar buiten om wakker te worden en even mezelf te zijn in de Paleistuin. Met mijn grasmatje onder mijn arm wandel ik dan naar mijn eigen plek. Ik hou van die morgens, als het hek nog maar net open is en ik er zo goed als alleen ben. Op een enkele wandelaar na, die nog half dromend zijn hond uitlaat en geen oog voor me heeft. Er is alleen ochtendmuziek van de merels en je voelt de lente.
Ik leg mijn matje op het vaak nog wat vochtige gras. Meestal onder het stoere beeld dat hier staat, u kent het wel, die grote vlecht van brons. Iemand schreef ooit dat hij in het beeld de weggeworpen stropdas van prins Claus zag. Als een blijvend teken van vrijheid. Dat zie ik er ook wel in.
Toen ik daar op een van de eerste lentedagen naar de bomen lag te turen, moest ik aan de prins denken en aan de koningin en aan haar gezin. Meestal ben ik goedgemutst, maar toen niet, ook niet in de tuin. Goed, ik laat het liever niet zien, maar ook een hofnar heeft net als iedereen tranen. En verdriet. Als de koningin verdriet heeft om haar zoon, dan heb ik het ook en probeer ik haar op mijn manier te troosten. Op afstand natuurlijk, maar wel zo dicht mogelijk bij haar in de buurt. Zonder veel woorden. Met zachte stukjes extra aandacht en kleine attenties. Het helpt, denk ik, ze voelt dat ik om haar geef. En om haar kinderen en kleinkinderen.
Ik wil er verder niet over praten. Ik laat het binnen de familie. Ik wil jullie, haar buren van het Hofkwartier, hier in de Paleistuin wel over mijn bewondering voor haar vertellen. Mijn dagelijkse bewondering. Al zo lang als ik hier ben, stapt zij volgens mij nooit met het verkeerde humeur uit bed. Zij is altijd opgeruimd.
Zij is moedig, denk ik wel eens. Ook als zij het niet aan kan, kan zij het aan. Geloof me maar. De rimpels op haar wangen, waar vroeger twee prinsessenkuiltjes glommen, komen ook van tranen. Want achter alle protocollen schuilt gewoon een mens. Een moeder en grootmoeder, net als die van mij en die van jullie.
Als een verdrietige hofnar hoef ik daar verder niets aan toe te voegen. Vanaf mijn matje in het gras zeg ik alleen: denk af en toe even aan haar, ook als Koninginnedag voorbij is. Zij heeft het moeilijk.