Column

Ik weet niet zo goed wat me vandaag overkomt. Ik ben vanmorgen door een hofdame aangekleed in een zwart glitterpakje met allemaal rood-wit-blauwe strikjes op mijn schouders. Ze kamde ook nog krullen in mijn haar. En toen schrok ik me toch echt een hoedje. Ze deed mij een soortement van zijden goudgeel kroontje op.

Het is nu eenmaal zo: je komt er niet van los. Van het Hofkwartier bedoel ik. Ik was nog maar een half jaartje weg, Hare Majesteit achterna naar wat je zou kunnen noemen een Koninklijke Wachtkamer. Ik mag de plaats niet noemen en dat hoeft ook niet, maar de Oude Molstraat was voor mij onzichtbaar ver weg.

Wat ik het meest zal missen, vroeg de koningin mij toen zij haar koffers liet pakken en ik haar nog een keertje vergezelde door de hoge lege kamers van haar werkpaleis aan het Noordeinde.

Zij heeft mij erbuiten gehouden en dat is begrijpelijk. Toen ik van haar toespraak vernam, schrok ik me ook een hofhoedje. Dus zat ik maandagavond 28 januari om zeven uur bijna op van de spanning voor de televisie. Samen met een keukenprins van het paleis, vrolijke Frans, die hier eerste hulp is voor de werklunches en niet alleen de foefjes maar ook de toefjes kent.

Terwijl majesteit aan haar kersttoespraak schrijft, ben ik niet in haar buurt. Dat zal iedereen begrijpen. Ze heeft rust en stilte nodig. Zij is er altijd geconcentreerd mee bezig. Zij schudt het niet zomaar uit haar koninklijke mouw. Ze wikt en weegt haar woorden om een balans te vinden tussen hoofd en hart, tussen verstand en gevoel,tussen betekenis en warmte.

Pagina's

Abonneren op Column