De Bodega, ‘daar lieten Van Krimpen en Van Nijlen hun ijskoude borrels ingetogen door het keelgat glijden, waarbij zij nu en dan enkele bezonnen en rake opmerkingen ten beste gaven, zonder het waardige rhythme waarin zij met de alcohol verkeerden, ook maar een oogenblik te verstoren, maar daar gulpte Jan de zijne onstuimig neer, omdat zijn opgewekte conversatie hem geen tijd liet tot bezonnen