Oude Molstraat: een langgerekt dorpsplein
Oude Molstraat: een langgerekt dorpsplein
Op een mooie novembermorgen wandelen we de Oude Molstraat in. Twee vertrouwde beelden springen onmiddellijk in het oog. Judith op haar fiets met bloemenmand en het deinende rugzakje van een vrolijke jonge non die Johanna Maria heet. Daarmee heb je meteen een karakteristieke blik op een van de oudste straatjes van de stad: kroegen en kloosters, sinds mensenheugenis.
De zusters van Sint Jan en de meisjes van Huppel the Pub. Met daartussenin klassieke ambachtslieden als goudsmeden en restaurateurs, naast kleermakers en kappers en bakkers. En restaurants natuurlijk. We gaan weer kriskras het straatje door, langs alle oude gevels, die van de eeuwenoude geschiedenis van het Hofkwartier vertellen.
Bij Judith van café De Oude Mol horen binnen en buiten bij haar versierde huiscafé. Tot de eerste sneeuw op de stoep. Vanaf een uurtje of vier vijf. Judith Stibbe woont er al zeventien jaar. Voor en achter de toog. Samen met een team van tapvriendinnen. Haar motto: ‘We maken er hier in de straat een feestje van.’
Iedereen kent haar in het Hofkwartier. ‘Toen ik hier kwam was er veel leegstand en zat ik soms nog op klanten te wachten. Dat is nu ondenkbaar. Iedereen kent iedereen. Als ik iets nodig heb, helpen ze me. De straat is van ons allemaal.’
Naast haar hangen mooie bruidsjurken in de etalage van het winkeltje, dat te huur staat en er niet meer zo lang is. En daarnaast een restaurant dat eruitziet als een brasserie in Parijs en dus niet voor niets Pastis heet, naar het beroemde aperitiefje met de smaak van anijs. Sylvia en Leander Geurts zijn de vrolijke jonge patrons en levensgezellen.
Ze doen alles samen met de assistentie in keuken en restaurant. ‘Den Haag weet ons al te vinden. Koken met Franse zwier en eten met plezier. In hartje stad, met aardige buren en collega’s.’ Sylvia en Leander waagden twee jaar geleden samen de sprong, tegen de stroom in. ‘Jeetje dat je dat durft, zeiden vrienden. We hebben het restaurant om de sfeer en de stijl overgenomen. Mensen eten hier met genoegen. Dus we werken hier met plezier. Het is al een lopend vuurtje.’
Schuin tegenover hebben ze een intieme dependance voor familiedinertjes naast het restaurant Gauchos. Het restaurant is jarig en viert zijn 35-jarige bestaan in het Hofkwartier. Shari Echteld zegt: ‘Onze specialiteit? Dat weet toch iedereen. Bife de Lomo! Biefstuk van ossenhaas. Van de grill. Het is hier voor ons een vertrouwde plek’.
Op de hoek van de Juffrouw Idastraat is de nog altijd verse ‘hotspot’ van de straat: ’t Bakkertje. Vanaf het ochtendgloren staan ze daar te bakken, van Casino wit tot Haags donker. Alle soorten brood, je kunt het zo gek niet bedenken, ook appeltaart en saucijzen. Klanten uit heel de stad komen er voor hun favoriete brood. Op drukke uren staan ze ervoor in de rij. Ze hebben bijna geen tijd voor de foto, helpster en baas Andrea Heemskerk en Richard van Dijk. Even dan toch.
Daarnaast komen net Mieke Bosse en Peter Drijver naar buiten. Architecten met hart voor de stad en vooral voor het Hofkwartier. Peter is een onmisbare hoeksteen in het behoud van de monumentale panden.
Schuin tegenover hem ligt een deel daarvan verscholen achter de prachtige puien. Twee klooster- gemeenschappen, waar de broeders en zusters van Sint Jan wonen en leven. In hun eigen religieuze wereld, maar niet geïsoleerd. Met als buren binnen de muren de medebewoners van het Rooms-katholieke Willibrordushuis, retraitehuis en boekwinkel.
De wandelaar van de Hofkwartierkrant raakt in gesprek met twee vriendelijke nonnen. De een is een zwarte non, die vanuit kloosters in Brazilië en Curaçao naar Den Haag is gekomen. Haar naam is Maria Aimée, ze is op weg naar de kapel om de dagelijkse Getijden te bidden.
‘Af en toe komen we even op straat, maar we houden van de stilte binnen. Samen bidden en zingen. We voelen ons een familie. Ik houd van zingen, in het Nederlands en in het Frans en natuurlijk van Latijnse gezangen. Ik ben hier gelukkig, omdat hier zulke aardige mensen wonen.’
Niet veel later ontmoeten we de jonge Johanna Maria, met haar grote ogen neergeslagen in een open gezicht. Ze komt uit Noord Limburg, verbleef in een Frans klooster en leeft sinds kort hier. Zij houdt van haar ‘verborgen leven.’ Dus liever geen praatje op straat. Een paar woordjes dan: ‘Zowel binnen als buiten zijn het hier vriendelijke en open mensen. Dus voel ik mij gelukkig. Met mijn gebeden en getijden en stille aanbidding. In een godshuis in de oude stad.’
Ze wil niet op de foto. Van achteren, vooruit dan maar. Met haar tasje. Dat mag. De vrouw van de naast gelegen Willibrorduswinkel is een dochter van een kruidenier en een van de vrijwilligers in de winkel in religieuze artikelen. Bijbels, meditatieboeken, rozenkransen, dichtbundels, iconen, wierook, kinderbijbels en nog veel meer.
Inez Tabben vertelt een klant dat de getijdenboeken helaas op zijn. ‘Ik werk hier samen met andere vrijwilligers. Je merkt hier hoe de rooms-katholieke kerk leeft. Er komen hier ook jonge mensen. We zijn hier het spirituele centrum van Den Haag. Met originele cadeautjes voor alle feestdagen.’
‘Klassieke schoonheid van jaren, daar moet je van afblijven. Of het nu de prachtige oude huizen zijn hier in het kwartier of deze stoel. Oude meubels hebben altijd een geschiedenis van makers en – neem het maar letterlijk – bezitters. Dus die restaureer ik met liefde en zorg.’ Paul Berkhout doet zijn naam eer aan. Hij is restaurateur en meubelmaker. En werkt in een van de gerestaureerde pandjes achter een Louis XIV-gevel uit 1750. Tussen een boekbinder, een zilversmid en anderen.
In de grote kelder onder hem klinkt iedere avond salsamuziek in La Bodeguita, waar Hagenaars en Hagenezen Zuid-Amerikaanse zwier in de benen proberen te krijgen. In het tijdloze atelier van Paul Berkhout ruikt het naar lijm en hangen de beitels als een notenbalk aan de muur: ‘Zonder verleden is er geen heden,’ zeg ik altijd, ‘en ook geen toekomst.’
In ’t Hof van Eten ruikt het naar zoete broodjes. En veel meer dan dat. Van Broodjesproeverij tot High Tea. Een gezellige lunchroom met een mooi overdekt terras. In het voormalige Hopjesmuseum. De jonge eigenaar stamt dan ook uit een bekende familie van Haagse broodjeszaken: George Walta heeft al aardig wat prijzen gewonnen met bijzondere broodjes, zoals ‘vijgenbrood met sla, paté met gekonfijte notenkorst, alfalfa en veenbesjes’.
‘Ik ben geboren tussen de broodjes. Inderdaad, ik ben een koekje van eigen deeg. Mijn grootouders hadden al een broodjeswinkel in de Wagenstraat. Mijn vader heeft even verderop zijn eigen zaak. Broodjes op bestelling. Je kent hem vast wel op zijn gele bakkersfiets.’ Voordat we even verderop de deuren van de buurtcafés al open zien gaan, passeren we eerst Streetwise.
Het is een soort studentenkamer met inloop. De jongen die aan het werk is draagt een warme muts uit Peru. Klaas de Rook heet hij: ‘We werken met studenten voor goede doelen. Promotie in directe dialogen. Met gerichte info. Op zoek naar donateurs. Op het ogenblik voor SOS Kinderdorpen. Ze hebben het geld hard nodig.’
Naast elkaar in twee oude pandjes zitten twee jonge goudsmeden. Herman Romberg en Alexander Gravemaker. Ze hebben hun eigen specialisatie, vullen elkaar in bijzondere juwelen aan. Zelf ontworpen en gemaakt. Unica. Herman Romberg wilde als jongen al goudsmid worden en werkt vanaf zijn zestiende bij juweliers. ‘Het is mijn passie. Schetsen, ontwerpen, uitvoeren. Ringen, halskettingen, broches, noem maar op. Veelal in opdracht. Voor een trouwe klantenkring.’
Hij houdt net als zijn buurman van de atmosfeer van de buurt. Je hoort het bij bijna iedereen in de Oude Molstraat: ‘Het is hier een dorp in de stad.’ Ook voor Alexander Gravemaker. Hij is naast goudsmid ook diamantzetter. Ontwerper van sierraden en vooral ringen. ‘Ik zet diamantjes in de trouwringen. Zoals de aanstaande bruid het wil. Het zijn altijd weer bijzondere momenten’, zegt de eigenaar van de Gouden Mol, ‘ik heb een dankbaar beroep. Er komen hier veel vrolijke en verliefde mensen.’
Aan de overkant zouden de toekomstige bruidsparen hun wittebroodsweken kunnen vieren bij Huppel the Pub, een café als een Haags-Iers volksdansje. Het café is van Eline van Urk Dam en Jeroen van Beek. Hij was leraar op de basisschool, zij werkte in de gehandicaptenzorg. Bijna vijf jaar geleden waagden ze de overstap. Een eigen café ‘in het mooiste stukje stad’.
Ze doen alles samen, in een onderlinge afspraak. ‘We hebben er plezier in. Het is zo’n gezellige buurt. Allemaal cafés bij elkaar, maar absoluut geen concurrenten. Elkaar afbreken bestaat hier niet. We versterken elkaar alleen maar. Iedereen heeft wel een specialiteit. Wij hebben 130 soorten whisky, kijk maar.’ Inderdaad, er staat een glimmend malt-bataljon in het gelid boven de bar.
Buurman Joep Logjes van Momfer de Mol is een middelpunt van zijn eigen stamcafé en van de buurt. Altijd bezig om er nog meer een gezellig kwartier van te maken. Hij heeft dan ook een wens voor het nieuwe jaar: ‘In 2012 moeten we met z’n allen tegen de stroom in gaan. Niet negatief, maar positief de toekomst tegemoet. Samen sta je sterk, ook en juist in het Hofkwartier. Juist in deze tijd. Kijk maar om je heen. Je ziet dat het werkt!’
Vlak naast hem komen ze bij Michel, de Franse bakker voor de verse croissants, de baguettes, de pain aux raisins, zeg maar de stokbroodjes en koffiebroodjes uit La Douce France. Op onze wandeling treffen we de kleine Marie Guegan. Ze komt uit Bretagne, verkoopt haar croissants met een brede glimlach en spreekt genoeg woorden Nederlands om ‘tot ziens, bedankt en een fijne dag’ te zeggen. Ze is hier nog niet zo lang, maar is al vertrouwd met de aardige buurt. ‘Tot ziens, een verse croissant voor u’, zegt ze lachend. Au revoir.
Fred Plug en Nicole Lo Sonkie van het eetcafé aan de overkant, zitten sinds drie jaar in de voormalige kroeg van Joep met het kleinste ‘publieke geheim’ van de straat: Le Café. Fred is een kok met een Franse neus en een Haagse smaak. Hij zette ooit Pastis aan het begin van de straat op, maar wilde het kleiner en intiemer.
Een paar tafeltjes, een simpele kaart, een biertje en wijntje binnen en buiten en baas in eigen keuken. ‘We doen het samen, met assistentie, vandaag helpt Lisa mee. Alles vers en van de eigen slager. Dus niet met de Franse slag, maar wel met Frans gevoel. Gewoon lekker eten voor niet te veel geld. En het moet hier absoluut gezellig zijn. Zeven dagen in de week’.
Liesbeth Backus van Proeflokaal ’t Gulle Gasthuys, is wat Judith aan het begin van de Oude Molstraat is: een opgewekt gezicht van de straat. Al jaren achter de tap van haar café tussen de enorme jenevervaten van voorheen distilleerderij Richters. Veel vaste jongens (en meisjes). En bekende gezichten. Journalisten en politici.
‘Ik houd van het café zoals het al jaren is. Met een eigen unieke geschiedenis. Dat voel je als je hier binnenkomt. Het is hier alle dagen feest. En als er op straat al eens iets onaardigs gebeurt, bijvoorbeeld een tas gepikt, gaat iedereen erachteraan. Het moet hier toch alle dagen feest zijn. Als op een langgerekt dorpsplein.’
Tegen haar proeflokaal aan in de straat zit Atelier de Pleijsterplaats. Als er ooit een nieuwe Rembrandt of Karel Appel geboren wordt, dan is het daar wel. Altijd kun je groepen mensen bij en naast elkaar zien schilderen, staand aan lange werktafels, ernstig en vrolijk, aangevuurd en gestimuleerd door Margot Drosten en Corinne van Buuren. Twee vriendinnen die samen in 1988 zijn begonnen ‘met één zak gips en een lening van tweeduizend gulden van een vader.’
Ze geven schilderworkshops, organiseren bedrijfjesuitjes en noem maar op in de inmiddels drie etages van hun eigen huis. En ze toeren door stad en land met hun workshops en creatieve puzzeltochten. ‘Het is een heerlijke buurt hier. Alleen die overlast van fietsen. Daar mag wel eens iets aan worden gedaan.’
Aan de overkant komt Sinan Uckun met zijn centimeter om zijn hals naar buiten. Een jonge kleermaker uit Turkije, opgegroeid in Amsterdam en al bijna tien jaar in deze hoekwinkel. ‘We waren met zeven jongens en een meisje thuis. Ik ben de jongste en enige kleermaker, al mijn broers zitten in het transport. Ik wilde het al worden op de basisschool. Ik heb het vak geleerd bij oudere kleermakers. Het is mooi werk, mensen zijn altijd blij met een nieuw jasje. Zeker als het goed past. Dat snapt u wel.’
Schuin tegenover zit sinds enige tijd de nieuwe schoenenzaak Blackstone House. En daar tegenover een grote nieuwe kapperszaak met de ongewone naam Gould, iets tussen goud en gold in, zo te zien aan de grote ronde lampen boven de kaptafels. Juan en Margreet Lorenzo zijn de eigenaars van een bijzondere aanwinst van wat zij het ‘kapperswalhalla’ noemen.
‘Het maakt eigenlijk niet uit hoeveel kappers er hier zijn. Als de kwaliteit maar voorop staat. Dan vul je elkaar aan in dit bijzondere stukje van Den Haag. Ieder in zijn eigen stijl. Wij ook. Want iedereen wil er toch mooi uitzien?’ In een al lang te huur staande ruimte naast Gould hebben twee dames voorlopig een klassieke brocante ingericht. Een winkel van Sinkel waar alles tweedehands te koop is, van serviezen tot kindermeubeltjes.
Letty Visser zorgt voor het steeds wisselende aanbod, samen met haar vriendin Linda, die zonder twijfel de langste achternaam van het Hofkwartier heeft: Linda van der Willige von Schmidt auf Altenstadt. Ze zijn het er over eens dat het ‘hier een paradijsje is voor snuffelaars. En er valt natuurlijk altijd af te dingen.’
Op de hoek aan de overkant zit het dartcafé van de straat, ’t Hoekpandje. Met daarnaast een pijpenla naar de Ierse pub Ned Kelly, Funclub met voetbaltoppers. Met als buren het theehuis van de leukste tweeling van de straat. Joan en Evan Tijdstraf. Ze runnen sinds anderhalf jaar samen Lapsang, en dat is veel meer dan een theehuis. ‘We doen alles samen. Kopen alle verse producten zelf in, bakken taarten, verzorgen ontbijten, een high tea en bij mooi weer een picknickmandje. Inderdaad, we kunnen niet zonder elkaar.’
Tegen de theesalon aan huist nog een jonge juwelier in zijn eigen zaak. Marcel Gordijn, ook al specialist in trouwringen. ‘Ja, ik heb ook veel jonge aanstaande bruiden over de vloer, samen met hun toekomstige echtgenoot. Ze zijn altijd opgewekt en hebben bijzondere wensen. Een trouwring is voor het leven. Dus ze zijn voor maker en dragers van grote waarde.’
Twee kleine winkels daarnaast zijn bijna twee verschillende werelden. Een onvervalste bakker uit de Wagenstraat naast een dandykapper uit Moskou. In de ene zwaait de vader van George Walta van ’t Hof van Eten de scepter of liever het smeermes over Klink’s Broodjes op Bestelling. Door heel de stad. En met plezier.
Arnold Walta heeft tijdens deze wandeling hulp van zijn broer Gerard en van medewerkers Ella Brand en Hans Draaijer. Ze beleggen en verzorgen dan ook tweehonderd broodjes voor de SP. In papieren zakjes, met de tekst er op ‘Ik laat me de kaas niet…’ Voor de eerste honger bij een demonstratie. ‘Alles vers van het mes en onbespoten. Voor iedereen en alle partijen. We maken geen onderscheid. De broodjes ook niet’, zegt Arnold. ‘Het zijn toch net Van Goghjes’, en wijst op een bollenveld broodjes kaas.
Zijn Russische buurman Dmitry Romanoff is een elegante eenmanscoiffeur. Met een onafscheidelijk hondje. Hij verzorgt vooral het haar van dames en noemt zichzelf een ‘kleurenspecialist’. ‘Ik geeft haar weer een mooi volume. Ze houden niet van dun haar’. Hij heeft maar één woord voor de Oude Molstraat: ‘Het is hier cool, hè.’
Als de Oude Molstraat voor een keer als een bijzondere passage zou worden aangekleed, zou Kai Wah Ho dat kunnen. De winkel met haar naam aan het einde van de Oude Molstraat hangt vol met ontwerpen voor gordijnen, behang, lampen. Ze studeerde bouwkunde in Delft, is ontwerper, maakt interieurs en richt huizen in.
Van oorsprong komt Kai Wah uit China, maar zij is Haags, heeft inmiddels ook een Indo-Frans restaurant om de hoek en heeft een mooie uitspraak aan het eind van deze wandeling: ‘Het Hofkwartier gaat meer bij de stad horen, zonder dat het zijn identiteit kwijtraakt. En stiekem denk ik daarbij: Den Haag krijgt zijn oude centrum weer terug.’
Als de wandelaar van deze krant nog een keer omkijkt, ziet hij een beeld als uit een schilderij van Isaac Israëls. Een kleine man met een siersnor als van een prins van Oranje ment aan lange hengsels een paardje in galop door de straat. Ze draven de hoek om, richting de Prinsestraat, en daar begint de volgende wandeling, in het voorjaar van 2012.