Op een mooie morgen in de Molenstraat
Op een mooie morgen in de Molenstraat
Het Hofkwartier in kaart brengen, ieder kwartaal opnieuw, daar gaat het om in deze krant. En daarom wandelen we de komende vier afleveringen door de straten van de oude buurt, als in een beeldverhaal. Vandaag, begin september 2011, beginnen we op een mooie morgen in de Molenstraat, even nieuwsgierig als de allereerste bezoeker en even vertrouwd als de bewoner.
De volgende keer wandelen we de Oude Molstraat in, naar de Juffrouw Idastraat, de Papestraat en de Annastraat en zo verder voltooien we via de Prinsestraat en de Torenstraat binnen een jaar ons beeldverhaal.
Op een mooie morgen nestelen zich bij de allereerste zon al de eerste mensen op het terras van ’t Ogenblik, tegen de muur van de Waalse Kerk. Vandaar uit kijk je de Molenstraat in, die met een flauwe bocht langs oude gevels naar de Prinsestraat gaat. Vroeger heette ’t Ogenblik voor half Den Haag Montmartre. En veel mensen hier hebben nog steeds het gevoel dat het hier een straatje in Parijs is. Ook als ze binnenkomen in deze klassieke lunchroom voor een ontbijtje of een ‘high tea’.
Buiten op het terras zitten daar rond het middaguur altijd de vaste Hagenaars en Hagenezen van de straat, als jongensclub en Old Boys Network samen. We kijken of de rokjes van Marian op de stoep van haar modewinkeltje al buiten hangen. Zij hangt haar nieuwste aanwinst altijd tussen de bloeiende hortensia’s.
‘Ik koop in op gevoel,’ zegt Marian Slob, ‘Ik heb geen doelgroep. Jong en oud, het wijst zich vanzelf. Ik ben een winkel van alle seizoenen. Je moet er iets persoonlijks van maken. Dat zie je overal, daar wordt de Molenstraat vrolijker van. Bezoekers en klanten moeten meteen merken dat het Hofkwartier gastvrij is.’
Leegstand is er ook, maar die wordt waar mogelijk tijdelijk benut. Dus we passeren een etalage met porseleinen theekopjes en soepborden, groeten Marko en Mitchell, twee jonge koks die voor Humphrey’s een sigaretje roken en ontmoeten de man die Perzische tapijten verkoopt in zijn winkel die Meden en Perzen heet.
Anayat Khazan is afkomstig uit Iran en glimlacht om de naam van zijn zaak. Hij kent de uitdrukking: Het is geen wet van Meden en Perzen, niet alles ligt vast in het leven, je mag er best van afwijken. ‘Ik werk hier al twaalf jaar. Het zijn goede tijden, slechte tijden, ook in de tapijthandel. Ik ga mijn eigen gang en voel me hier thuis. Het is hier een vriendelijke straat.’
Als hij nog leefde zou de grote Italiaanse tenor zeker even binnenwippen bij Caruso, het nieuwe Italiaanse restaurant dat zijn naam draagt. Een jongen aan de overkant staat naast een Boeddhabeeldje voor Ramna, voor het opgefleurde restaurant van zijn familie uit Bangladesh. Hij stelt zich voor als Fahan Hossain, studeert in Zweden, is een neef en werkt hier als vakantieober. In zijn beste Nederlands prijst hij de ‘lekkerste kip tikka masala’ aan.
Voor het International Office Centre staat de ene Aad met een andere Aad te kletsen en aan de overkant laat couturier Frans Hoogendoorn de markiezen zakken. Hij is sinds 1974 topcouturier in Den Haag. Onder zijn clientèle rekent hij prinsessen, onder wie Máxima en andere dames uit de hogere kringen. Zijn etalage weerspiegelt zijn bijzondere mode.
Naast hem zit Twins, de kleine winkel in kledingreparatie van Mediha Kaplan-Durmus. Ze is hier in 1989 samen met haar tweelingzus Semita begonnen. Vandaar Twins. ‘We zijn geboren in Turkije en mijn man en ik en onze twee kinderen wonen en werken hier. Hij heeft zijn zaak aan de overkant. We waren hier twintig jaar geleden nog aan het verbouwen, toen mensen hier al broeken achterlieten om te herstellen. Ze vonden ons meteen. En dan doen ze nog steeds.’
‘Het is hier een vriendelijke buurt, maar het mengt nog niet echt. Ik mis het dagelijkse contact. Hallo zeggen. Thee drinken. Elkaar wat beter leren kennen.’
Haar buurvrouw Yvonne van Horssen is de eigenaresse van La casa del Habano, het Huis van Havana, dus van de ware sigaren. Die van Fidel Castro, Winston Churchill en Hans Wiegel. Ze vindt het hier steeds meer ‘een soort van Frans straatje. Een fantastisch stukje Den Haag’.
Niet iedereen weet dat ze beneden in de oude gewelven een rooksalon heeft. Een herenclub voor kranten lezen, vergaderen, lunchen en even de benen strekken bij de open haard. ‘Met een sigaar,’ zegt ze vrolijk en steekt er zelf een op. Buiten natuurlijk.
De unieke winkel van Josef Vedral daar tegenover staat al jaren leeg. Iedereen mist de legendarische vioolbouwer en zijn zusters. Bijna niemand weet meer hoe uniek zijn violen waren en de kleine concertzaal is, die nog achter de gevel verstopt ligt. Jammer dat niemand zich daar om bekommert, hoor je wel eens zeggen.
Daar vlakbij zit al jaren café De Kikker, sinds enige tijd hét jazzcafé van Den Haag, met bijna dagelijks swing in de tent. Vlak daarnaast is het terras van Bij HeM al open. Het populaire eetcafé van Erik Steenhuis is van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat open.
Schuin aan de overzijde zitten Emma en Bibeloo, bijna als tweelingwinkeltjes naast elkaar. Hun sieraden, kanten kleding, zilver, shawls en kroonluchters zijn buiten en binnen vrolijk. Leontien Schiphorst van Emma heeft wel een paar wensen: ‘Als iedereen een tegel voor zijn pui eruit trekt en er een stokroos in plant of wat zonnebloemen, moet je eens zien hoe mooi het wordt. Mensen moeten hier worden binnengelokt. Als een verrassing achter Paleis Noordeinde.’
Ze mist een ontmoetingsplek voor de ondernemers. Een huiscafé, waar iedereen elkaar kent en tegenkomt. Els Heij van Bibeloo werkt samen met dochter Lisa. ‘Onze winkel is als een kijkkast, waar van alles te koop is. Ik voel me hier thuis. Met al die terrasjes buiten en praatjes op de stoep. Het lijkt hier op de Jordaan van vroeger, waar ik vandaan kom.’
Er moet wel iets met de leegstand gebeuren, vindt ze. En met de schrikbarend hoge huren. ‘Voor kleine ondernemers is dat haast niet op te brengen.’ Tegenover haar loop je de nieuwe krantenwinkel van Raoul Vermolen binnen, met de mooie naam Appeltjes van Oranje. Zijn grootvader woonde en werkte hier. Hij was een bekende restaurateur van oude schilderijen.
Raoul rende hier als kind rond. Nu spelen zijn twee kinderen op de stoep, waar hij zijn kranten uitstalt. Tot vreugde van de buurt begon hij enige tijd geleden in het huis van zijn grootouders een winkel met kranten, tijdschriften en alles wat daar bij hoort, inclusief een kopje koffie.
‘Ik ben altijd blij als ik ergens in een oude buurt van een stad kranten kan kopen. Het klinkt misschien wonderlijk, maar daar krijg je frisse lucht van. Dus ben ik er zelf maar mee begonnen. En nu komen ze op de frisse lucht af, ook voor Le Monde, Die Zeit, of The International Herald.’
Daarnaast werkt de man met de strooien hoed. Iedereen kent de meneer van Pallas&Janos, het antiquariaat van zeldzame landkaarten en stadsgezichten uitde 16de eeuw, naast de Koningspoort. Hij heet Nico Lelieveld en zijn vrouw Oskar Janos en ze verzamelen al jaren alles samen.
‘De grote toeloop is er een beetje uit. Vroeger had je veel particuliere verzamelaars, die impulsief kochten. Die zijn er niet meer. Nu is er vooral belangstelling van ambassades en grote bedrijven. Jonge mensen hebben andere interesses, ik begrijp dat wel. Maar het is wel jammer.’
We kijken naar het Paleishotel aan de overkant, van Elisabeth en Philippe Le Clerq. Het is een mooi, boutique hotel, ruim tien jaar geleden in stijl opgeknapt. Je kijkt van buiten een sfeervolle lounge binnen.
‘We hebben er vijf jaar aan verbouwd’, zegt Elisabeth, ‘het was wat je noemt een ruïne. Nu komt iedereen hier graag. Het is wel een moeizame tijd. Ook wij hebben een slechte zomer, maar de herfst wordt beter. En deze buurt is fantastisch geworden, enorm opgewaardeerd. ’s Avonds is het hier net een straatje van Dickens.’
Tegenover het Paleishotel komt Jan van Eijk aanlopen. Hij vertelt enthousiast over zijn plan voor meer kunst op straat. In het openbaar. ‘Desnoods hangende expositie tussen de huizen.’ De schoonheidsspecialist is altijd met de buurt bezig, hangt voor Koninginnedag de vlaggen op en kan zich opwinden over ondernemers die meer met zichzelf bezig zijn dan met elkaar. ‘Je moet samen de leegstand bestrijden. Het gaat om ons allemaal in de buurt.’
Verderop is de papegaai er niet, de kwekkende mascotte van de Egyptische lijstenmaker Hesham Latif en zijn neef: ‘Hij is op vakantie met onze papegaai. Binnenkort zit hij weer op de uitkijk. ‘Het is geen gemakkelijke tijd. Maar u weet ook dat er problemen zijn in de wereld. Ik hoop dat het beter wordt. Ik ben graag buiten op straat en ik zit voor de winkel, als het mooi weer is. Veel mensen groeten elkaar.’
De wonderlijk gevouwen rode stoel even verderop op de stoep trekt alle aandacht. Juri Kuijlaars van Steitner&Loos gaat er met gemak op zitten en vertelt dat zijn grootvader hier begonnen is met een winkel in meubelen. ‘Tijdloos en modern, stijlvol. Toen en nu. Ik rende als kleinzoon tussen de Pastoebanken door. Die blijven in trek.’
Er verandert hier veel, maar het blijft gezellig. Gezellig is echt een sleutelwoord in de straat. Of beter: steeds gezelliger. Dat vinden Willemijn en Fabian van het Italiaanse eethuisje Sapore aan de overkant ook. ‘Het leukste stukje van Den Haag. Ik fiets er altijd vrolijk naar toe.’
Kappers zijn er trouwens genoeg in de Molenstraat. We tellen er vier. Aan het begin zit Studio Noordeinde en aan het einde Heavy Cuts Hairstyling. Hier schuin tegenover elkaar zitten er twee. In het karakteristieke pandje waar vroeger theemutsen werden gemaakt zit Alila Hair en Louis Coiffure aan de overzijde is de oudste salon in de straat.
Ruim twintig jaar geleden kwam Louis van Staden vanuit Zuid-Afrika naar Nederland. Hij is kapper van mevrouwen en meneren, en niet alleen Haagse, maar uit het hele land en daarbuiten. Wijlen mevrouw Krul was er buurvrouw aan huis. En iedereen in de zaak leeft mee met zijn hondjes. ‘Het is hier een dorpse sfeer. Maar de Molenstraat zou nog meer het gevoel van een promenade moeten hebben. Zonder verkeer.’
De Indiaan aan de overkant zou op zo’n promenade niet misstaan. Hij is al jaren de buurtchief, iedereen kent hem, wil met hem op de foto en kinderen denken vaak dat hij leeft. Hij is het opperhoofd van de Hopi Navajo winkel van Max Koot en Marcel Damen.
‘Zeventien jaar geleden zijn we hier na veel reizen als geintje begonnen. Nu zijn we altijd op zoek naar bijzondere voorwerpen, zilverwerk en potten, mooi handwerk, kruiden en thee uit de bijzondere wereld van Indianen. Nee, het zijn hier niet alleen veertjes en tooien. Klanten komen van ver omdat ze iets speciaals zoeken.’
Je ruikt het aroma al bijna van Bibou ernaast, waar vrolijke meisjes met een rondje Spa goed zorgen voor moeder natuur. Overbuurvrouw Isabelle Weber houdt ook van de natuur, komt van het Duitse platteland en noemt haar winkel dan ook Isabelle’s Nature. Ze kwam zes jaargeleden in dit ‘sprankelend stukje’ stad. ‘Alle kleding in mijn winkel is natuur. Tot de henneptassen toe.’
Ze hoopt dat dit pareltje van Den Haag niet door de crisis wordt aangetast: ‘Ik moet er zelf ook voor knokken, maar het is het waard.’
Zo gaat het kriskras door de Molenstraat, tussen fietsers en wandelaars door. Jan de glazenwasser, die als geen ander bij het kwartier hoort, komt bij Isabelle een kopje koffie halen en we horen dat de Oud-katholieke kerk bezig is met het inrichten van een nieuwe kleine kunstzaal voor moderne religieuze kunst, die His Gallery gaat heten, vlak naast het modewinkeltje Daens van Pauline van Geemert.
Ze studeerde mode op de Koninklijke Academie en ontwikkelde een aanbod en keuze die mooi tegendraads is. ‘Geen jurk van mij is hetzelfde.’ Ze zoekt naar eenlingen. Ze houdt van haar plek in de straat en de sfeer in de buurt. ‘We moeten wel meer met z’n allen doen.’ Ze werkt veel met ontwerpers in België, vandaar Daens, een echte Vlaamse naam.
In de kleine winkel tegenover Daens binnen de muren van het Parkhotel sleutelt Frans van den Bogaard al jaren aan antieke klokken. Hij is antiquair en restaurateur. Hij heeft pas nog een oude tafelklok uit de buurt aan het tikken gekregen. Hij is een van de laatste klokkenmakers met een eigen winkel in Den Haag.
‘Jammer dat oude zaken en ambachten langzamerhand uit het straatbeeld verdwijnen. Ze horen zo bij dit oude kwartier.’ Hij kijkt uit op de stille pastorie van de Oud-katholieke kerk en de prachtige foto’s in de etalage van de studio van fotografe Linda Bandel.
De avondwinkel van de straat, bestierd door een familie uit Birma, is er vlak naast. Syad Alam staat al met een doos verse appels voor de deur. Het is als een Winkel van Sinkel waar alles te koop is: sinaasappels en toiletpapier, zoute drop en aanstekers, ijsjes en wasmiddelen. Als je er ‘s avonds binnenloopt, kun je met ze meekijken naar het kleine scherm bovenop de koelkast, waar ze Bollywoodfilms afspelen om dichterbij huis te zijn.
‘Het zijn allemaal hele goeie mensen hier, ze komen overal vandaan, vragen hier vriendelijk om een colaatje of biertje. Ik ben tot middernacht open.’ Veel gasten van het Parkhotel aan de overzijde komen hier voor een ijsje. Wie met zijn koffers het hotel binnen komt valt onmiddellijk voor het monumentale trappenhuis en de Art Deco stijl.
Bijna net zo uniek is de gevel van de voormalige Coöperatieve Vleeschhouwerij Eigen Hulp, die je van hieruit ziet. Het hardrockcafé Kanslös is nog gesloten, maar een paar jongens en meisjes op de stoep laten zien dat het daar ook om heavy metal gaat.
De vierde kapper van de straat staat ook al met zorg een klant te knippen en buiten aan de overkant worden er grote veldboeketten voor het raam gezet en de stoelen buiten, want het is altijd zomer in Juni. Je ruikt de verse appeltaart.
Voor een broodje shoarma bij Istanbul is het nog te vroeg, dus valt de blik van de wandelaar op de prachtige pui van Drinkland op de hoek met de Prinsestraat. En vooral op de versierde dakrand. Er staan twee sierlijke ooievaars naar elkaar te kijken. Of zijn het reigers?
Het kan geen toeval zijn dat Judith passeert. Als altijd opgewekt op haar bloemenfiets. Ze rijdt de Oude Molstraat in, naar haar café. En daar, op de stoep waar ze haar gekleurde stoeltjes straks uitklapt, begint de volgende wandeling in deze krant, tegen Kerstmis dit jaar.