'Het voelt hier als mijn geboortedorp'
'Het voelt hier als mijn geboortedorp'
Toen Joep Logjes student was, hij zal een jaar of achttien geweest zijn, fietste hij een keertje bij toeval de Oude Molstraat binnen.
In zijn herinnering vond hij het maar een donker en sjebbie straatje. Jaren later zit hij op de stoep van zijn eigen café in hetzelfde straatje, en zelfs als de nacht daar binnenvalt is het er nergens donker. Zeker niet op een zomeravond eind augustus. Of je er nou vanuit de Molenstraat of vanaf de Papestraat binnen komt, het maakt niet uit.
Om de hoek van de Papestraat hoor je het geroezemoes al en als je de straat inloopt, lijkt het wel een oploopje voor café Momfer de Mol. Maar dichterbij zie je al snel dat ze als alle dagen vrolijk de bloemetjes buitenzetten. Joep loopt er met drankjes tussendoor en kent zo te zien iedereen. Ook van de café’s en restaurants om hem heen. En zelfs twee paters van even verderop, die langslopen groet hij als vrienden. ‘Ik dacht laatst, het is hier langzamerhand als in mijn geboortedorp,’ zegt Joep op een middag met een kop koffie op een barkruk in Momfer de Mol. En dan denkt hij terug aan zijn jongensjaren in de straatjes van Westzaan.
Het Zaankantertje van toen is vandaag behalve populaire kroegbaas ook voorzitter van de ondernemersvereniging van het Hofkwartier. Daarvoor trekt hij geen net jasje aan. Hij praat gewoon met opgestroopte mouwen: ‘Ik zeg altijd, het gaat om het welkomgevoel. Als mensen hier voor het eerst rondlopen, moeten ze zich hier meteen lekker thuis voelen. Je kent dat gevoel wel: hier is het leuk, hier wil ik wel bijhoren. Als ondernemer moet dat je boodschap zijn, dat gevoel van welkom verbeteren. Dat kost tijd en moeite en aandacht, ik weet het. We moeten iets doen aan te lange leegstand van winkels, het openbare groen, en het moeten zoeken waar we zitten.’
‘Hang af en toe vrolijke, herkenbare vlaggen op, of vaandels. Dan zie je waar je bent. Dat werkt, denk ik. Maar ik ben niet ontevreden, hoor. De loop zit er aardig in. Steeds meer jonge mensen weten het hier te vinden. In winkels, op terrasjes, in hotels en restaurants. En dan merken ze vanzelf wel hoe bijzonder het hier is. Net als ik. Ik zit weer in een dorp en wát voor ’n dorp!’