het Hofkwartier nr 10 najaar 2014 > Koning Lodewijk Napoleon vertrok naar Amsterdam

Koning Lodewijk Napoleon vertrok naar Amsterdam

De jonge vorst had een hekel aan Den Haag

Koning Lodewijk Napoleon vertrok naar Amsterdam

emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis Universiteit Leiden.

Als Hagenaars liever niet worden herinnerd aan persoon en koningschap van Lodewijk Napoleon, dan kan men daar begrip voor hebben. Dat geldt des te meer voor de bewoners van het Hofkwartier, wier dagelijks leven immers is verbonden met het Paleis Noordeinde.

Niettemin, hoe men het ook wendt of keert, Nederlands eerste koning was geen Oranjetelg maar de uit Frankrijk geïmporteerde Lodewijk Napoleon, die ons in 1806 door zijn keizerlijke broer in Parijs werd opgedrongen. Daartegen werd vooraf lang weerstand geboden door de Hollandse politieke elite – wat moesten wij in vredesnaam met een koning? – maar uiteindelijk resteerde slechts de keuze tussen het koningschap of inlijving bij het Franse keizerrijk.

Het is overigens opvallend dat vanaf de komst van Lodewijk naar Nederland op 18 juni 1806 van verzet geen sprake is geweest, noch bij de maatschappelijke elite noch bij het ‘gewone volk’. Lodewijk wist zich zelfs redelijk populair te maken, zeker na de ontploffing van het kruitschip op het Leidse Rapenburg in januari 1807, die een deel van Leiden verwoestte. Lodewijk ging onmiddellijk naar het rampterrein en toonde zich een actief meelevend vorst.

Maar met Den Haag had de jonge vorst niets. Hem was grondwettelijk als domein ‘een Paleis in Den Haag, hetgeen tot verblijf van het Koninklijk Huis bestemd zal zijn’ toegewezen, alsmede ‘het Paleis in het Bosch in ’s-Gravenhage’ en dan nog een te Soestdijk. Of met eerstgenoemd paleis het Binnenhof of het Noordeinde werd bedoeld, staat er niet bij. Het doet er ook niet toe. Lodewijk nam aanvankelijk zijn intrek in Huis ten Bosch, dat een paar dagen voor zijn aankomst was verlaten door de Raadpensionaris voor één jaar, Rutger Jan Schimmelpenninck.

Misschien had Lodewijk zelf de woonplaats ‘in het moerassige gebied’ nog wel een tijdje geaccepteerd, maar zijn vrouw Hortense vond het allemaal verschrikkelijk: Den Haag, het land en trouwens ook het huwelijk met Lodewijk. Toen in de nacht van 4 op 5 mei 1807 haar oudste zoontje van nog geen vijf jaar overleed aan de difterie, had zij het met Den Haag helemaal gehad. Hortense vertrok en zou alleen in 1810 nog even in Nederland terugkeren om echtgenote te spelen; dit alleen, omdat de keizer vond dat het zo hoorde.

Ook Lodewijk zag de familie-ellende als reden om Den Haag te verlaten. Het paleis aan het Noordeinde heeft hij zelfs nooit bewoond. Aanvankelijk zocht hij domicilie in Utrecht, aan de Drift, waarbij hij de ambtenaren achterliet in Den Haag. Uiteindelijk zette hij het plan door om naar Amsterdam te verhuizen.

Om niet voor de kosten van een geheel nieuw paleis te moeten opdraaien, bood het Amsterdamse stadsbestuur hem het Paleis op de Dam tot verblijf aan. Dat aanbod aanvaardde Lodewijk in 1808, hoewel het stadhuis eigenlijk volmaakt ongeschikt was als koninklijk woonverblijf, ook na uitgebreide verbouwingen. Nu moesten alle ministeries wel verhuizen, want Lodewijk wilde Amsterdam niet alleen zien als hoofdstad maar ook als residentie.

Pas in 1813, na de terugkeer van erfprins Willem van Oranje in Nederland, werd Den Haag weer de woonplaats van de koning en zou dat blijven totdat koningin Juliana de voorkeur gaf aan Soestdijk. Haar moeder had al een hekel aan Paleis Noordeinde en dit ongenoegen had zich blijkbaar bij Juliana voortgeplant. Eerst bij het aantreden van koningin Beatrix werd Den Haag, zoals bekend, weer volledig residentie.

Het Hofkwartier heeft alle reden zich meer met Oranje verbonden te voelen dan met het koningschap als zodanig. Zonder Napoleon zou weliswaar het koningschap nooit in Nederland zijn gevestigd; het is echter Willem I geweest die de band van Oranje met Den Haag heeft hersteld en met het koningschap heeft bevestigd.